Opkomst en consolidatie van macht
Saddam Hoessein werd geboren op 28 april 1937 in het dorp al-Awja nabij Tikrit, Irak. Hij groeide op in een armoedig gezin en sloot zich op jonge leeftijd aan bij de Arabische nationalistische Ba'ath-partij. In 1959 was hij betrokken bij een mislukte moordaanslag op de toenmalige Iraakse premier, waarna hij naar Egypte vluchtte. Na de terugkeer naar Irak in 1963, speelde hij een sleutelrol in de succesvolle Ba'ath-coup van 1968, wat leidde tot de vestiging van een Ba'athistisch regime.
In 1979 nam Saddam de macht volledig over door president Ahmed Hassan al-Bakr te dwingen af te treden. Hij begon meteen met het consolideren van zijn macht door potentiële rivalen uit te schakelen en een uitgebreid netwerk van geheime diensten en loyalisten op te bouwen. Zijn wrede onderdrukking van politieke tegenstanders, inclusief massale executies, vestigde zijn reputatie als een meedogenloze dictator. Spotprenten uit deze periode toonden vaak zijn brutaliteit en de angst die hij onder zijn eigen bevolking zaaide.